Stel je een drie jarige peuter voor. Op die leeftijd nog groeiend en ontwikkelend zoals dat vanzelf gaat. Elk kind uniek. Bij de één ontwikkelen vanzelf sterke spieren, bij de ander muzikaliteit en de derde leert in snelle denkstappen.
Hun eerste schooldag
Jonge kinderen kijken uit naar hun eerste schooldag; dán gaat het gebeuren. Nú gaan we leren. Voor kinderen die snel leren kan school dan een teleurstelling worden. Wat op school wordt aangeboden weten ze al. Denk maar aan het kind dat al tot 250 kan tellen of al prachtig kan tekenen.
Aanpassen?
Weet je wat er gebeurt als de leerkracht van groep één zegt: “Jongens, dit jaar gaan we leren tot 20 te tellen.”, of een klasgenoot complimenteert met de eerste ‘koppoter’? Het kind met de snelle ontwikkeling denkt dan niet: “Och, ik ben een stapje sneller”. Nee. Het denkt: “Zó hoort het hier dus”. En…het zal zich aanpassen aan de groep. Aanpassen? Ja. Als ouder zie je jouw kind dan ineens weer krastekeningen maken of hoor je bij het 10-minutengesprek dat jouw kind moeite met tellen heeft.
Onzekerheid
Wat waarschijnlijk ook waarneembaar wordt is ‘clownesk’ of juist super-aanhankelijk gedrag, én toenemende boosheid, thuis of juist op school. Dat kan ook niet anders want je aanpassen kost veel energie en geeft twijfels over wie je bent. Gedrag is de uiting van die onzekerheid.
Dit speelt alleen bij cognitieve voorsprong. Een kind uitblinkend op sportief of creatief gebied wordt aangemoedigd meer te doen. Het krijgt aandacht en support. Een kind uitblinkend op leergebied moet het vaak letterlijk alleen doen. Ouders krijgen regelmatig te horen hun kind niet te pushen.
Uitdaging
Krijgt het kind dan toch wat uitdaging dan vaak met de woorden: “Hier een moeilijk boekje…..” Lekker aantrekkelijk! En dan wordt het kind geacht zoiets zomaar alleen te kunnen.
Leren met vallen en opstaan
Maar….. al heb je snelle hersens, alle leren begint met vallen en opstaan. Elk kind verdient bij de eerste leerstappen een zetje in de rug. Ook begaafde kinderen.